Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



woensdag 10 augustus 2011

Recensie: Vandaar dit huwelijksleven (2009), poëziebundel van Sylvia Hubers


Een ménage a deux, waarin iedereen het met iedereen kon doen.

Poezië is een ranke schichtige vlinder vergeleken met de aanhoudend brommende prozavlieg. De vlinder is verdwenen voor je het weet , de bromvlieg laat zich niet verjagen. Proza lezen is het decoderen van betekenissen, terwijl het bij dichten eerder gaat om de verrassing. Dit is natuurlijk een schematisch onderscheid, dichters zijn er in alle talen, maar van verrassing is zeker sprake in de derde bundel van Sylvia Hubers, stadsdichteres van Haarlem, iemand die opdraaft als er iets cultureels in de stad gebeurt en die natuurlijk niet gemist kon worden op het derde poëziefestival afgelopen zaterdag in Elswout. http://reinswart.blogspot.com/2011/08/derde-poeziefestival-elswout-6-augustus.html/

Voor ik iets zeg over deze bundel moet ik bekennen dat ik niet gewend ben om dichters te bespreken en ook niet om ze te lezen. Poëzie vergt een andere leeshouding dan proza. Ik heb deze vijftig gedichten rustig doorgelezen en ze daarna aan een nader bekeken, hetgeen niet betekent dat er niets meer over te zeggen valt. Integendeel. Ik denk gedichten interessanter worden naarmate ze vaker gelezen worden en dat er nog veel meer uit te halen is. Ik schrijf dan ook maar op wat me te binnen viel.

Allereerst de titel. Het is een stellige uitroep, maar die geeft volgens mij een kijkje in de keuken. Het zou kunnen gaan over een vrouw en een man, die samen al het nodige achter de rug hebben en daarop terugkijken. Het zou ook de terugblik van een buitenstaander kunnen zijn. Het begrip huwelijksleven associeer ik met erotiek en ruzies en hoewel beide zaken aan de orde komen - er wordt gevrijd en de vazen vliegen in het rond -, staan deze onderwerpen niet centraal. De man komt het eerst voor in het tweede gedicht, waarin de ik-persoon bevalt van een gezonde, doodgewone man. Haar huwelijksaanzoek lijkt met geweld tot stand gekomen, maar zij bindt in want ze wil hem graag heel laten. Wellicht heeft ze anders niemand meer om zich aan te storen, denk ik dan. Ze is over het merk rosé stelliger dan over het kind dat zij gekregen zou hebben. Er is sprake van huiselijke tafereeltjes, maar ze doet vanwege haar neurotische aard ook aan introspectie. Ze noemt hem stopverf. Later zegt ze dat hij altijd ergens mee bezig is en dat zij een schort draagt. Soms belt hij op. Misschien is het ook wel het beste om, schrijft ze in Ik wilde het woord IK niet meer, het ik af te schaffen en in één moeite door het wij zodat we het allemaal met elkaar kunnen doen.

Het openingsgedicht Veel mensen die breed lopen zal ongetwijfeld niet voor niets op die plaats staan, maar roept bij mij weinig op.
Veel mensen die breed lopen/ lopen taps toe. Alsof een wekker meeloopt, loopt/ een brede menigte een gewis niks/ niet pruilend tegemoet. Laat mij me onder hen bevinden.
Een absurde inslag kan Sylvia Hubers niet ontzegd worden, getuige ook de volgende frase: Omdat we op bloemen gingen lijken werden we paarden en staken de overbodige koeien in ons haar.

Sylvia Hubers dicht met een laconieke inslag. Er zit vaak een merkwaardige twist in haar poëzie die verrassend aandoet. In een aantal gedichten worden zinnen bijna herhaald, hetgeen een bezwering lijkt in te houden of anders een rondcirkelen in een poging tot verstaanbaarheid. Haar prozagedichten, die tussen de andere gedichten staan, lenen zich daar goed voor. Mooi is het verhaaltje over de onderdanen die niet schoon willen worden maar vies en onwillig willen blijven, de wind die tegen haar is. Ook een drogredenering over het belang van een weekpauze mag er zijn.

Humor ontbreekt evenmin, zoals in het gedicht Mijn moeder kijkt over een moeder die haar dochter op allerlei manieren in de gaten houdt en dan is er aan het eind ook nog een helicopter die foto’s schiet van haar en haar positie. Het mooiste gedicht Een lichte twinkeling gaat over kabouters die niets mogen en alleen een lichte twinkeling uitzenden.

Alle gedichten missen een punt op het eind alsof ze nog niet voltooid zijn. Handleiding ontbreekt staat er aan het eind van Zeewaardig met schip. Toch of misschien juist daarom maakt het nieuwsgierig naar haar nieuwe bundel.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten