Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



dinsdag 25 oktober 2011

Recensie: De weldoener (2010), P.F. Thomése


Oude bok hapt in giftig blaadje.

Het onderwerp is van alle tijden en wordt in de hedendaagse Nederlandse literatuur weer vaker van stal gehaald: een oudere man, met het levenseinde in zicht, bekent zich tot jonge vrouw om zich van verse levenskracht te voorzien. Het Lolita-complex, zoals Rob Schouten het in Het middelbare kind huilt (Trouw, 12 maart 2011) noemt, past toch niet geheel op de hoofdpersoon in De weldoener. De miskende componist Theo Kiers die zichzelf wil verheffen en daarom - onder het mom dat sommigen onder hun eigen naam geboren worden, maar dat anderen die eerst zelf moeten zien te vinden - als Sierk Wolffensberger door het leven gaat, wil zich injecteren met jeugdige vitaliteit om eerder gemiste kansen op liefdesgebied over te doen. Theo had in zijn huwelijk met zijn vrouw Gishlaine namelijk het onberekenbare vallen gemist.

Bij toeval ontdekt hij in de aanloop naar de uitvoering van zijn compositie Duisternis zijn liefdesobject. Op een schemerige zolder ligt een meisje na een overdosis medicijnen dood te gaan. Theo brengt haar naar het ziekenhuis, maar krijgt haar weer mee en eigent zich haar toe. Het lijkt op een ontvoering, waarbij enige ranzigheid niet ontbreekt. Hij weet niet goed wat hij met haar aan moet. Hij wil haar verbergen in zijn duinhuisje, maar dat is nog niet in gereedheid en daarom rijdt hij haar naar een motel aan de A4. Als hij haar daar later, na een bezoek aan zijn huis, weer wil ophalen, is ze verdwenen. Op zijn mobiel, dat hij voor noodgevallen bij haar heeft achtergelaten, hoort hij de stem van een Poolse vrachtwagenchauffeur ergens op de E16.  

Het meisje, Beertje, blijkt de dochter van zijn gevierde collega, de Amsterdamse Lou Wehry. Later blijkt zij ook nog de ex van zijn zoon Théophile. Daarmee hecht Thomése het verhaal, dat heel passend in de lijdensweek speelt, mooi in en aan elkaar.

Een aantal malen wordt de componist Diepenbrock genoemd, die onlangs door Erik Menkveld in Het grote zwijgen knap geportretteerd werd. Theo Kiers alias Sierk Wolffensberger is een nazaat van hem en ziet zichzelf als laatste overlevende van de Romantische School. Rijk is hij niet geworden met zijn composities. ‘In de loop der jaren heeft hij de nodige koor- en orkestwerken getoonzet die ertoe zouden kunnen doen. Die ertoe hádden moeten doen. Maar ja, we schrijven H***, waar zo menig genie snikkend in zijn eigen aspiraties is gestikt.’

Jeroen Vullings heeft in een recensie (Vrij Nederland, 8 oktober 2010) gewezen op de betekenis van de afkorting van de plaatsnaam Haarlem, die aan het eind van het verhaal, in de dagtekening, wel voluit wordt genoemd. De sterretjes hebben te maken met Louis Ferron aan wie het boek is opgedragen, die geen hoge pet op had van zijn stad.

Theo is financieel afhankelijk van zijn vrouw Ghislaine, barones d’Agincourt d’Eisennach, die, zoals haar namen al aangeven, uit een rijke familie stamt en zich voor hem opoffert. Theo moet wel zijn handelingen verantwoorden en kan niet te ver naast de pot pissen. Het verhaal is te lezen als een handleiding voor een leugenaar. Zo iemand moet om te beginnen zelf in de leugen geloven. De eerste wet luidt vertellen dat je zo min mogelijk aan anderen moet vertellen.

De verschijning van Beertje maakt de arrogante kunstenaar bewust van zijn nietigheid.     
‘Er bekruipt hem een raar verdriet om de onbereikbaarheid van alles. Wat heeft hij al die jaren gedáán in zijn leven? Vastgezeten in een droom, een luchtbel die boven de dingen zweefde. En nu weet hij niet meer hoe hij eruit moet komen, hoe hij het geluk moet grijpen. In plaats daarvan gaapt er in hem een gemis. Wat hij mist, is zichzelf, hij is zelf de grote afwezige in deze situatie. De enigen die handelend optreden, zijn Poolse vrachtwagenchauffeurs die godweetwat hebben uitgehaald met Beertje.’  
Theo lijdt, eigen aan een kunstenaar, aan een overbewustzijn van zijn eigen imperfectie.

Gelukkig komen er ook tegenstemmen in het boek voor, zoals de gescheiden ouders van Beertje. Moeder Xandra gelooft na het lezen van haar afscheidsbrief niet in haar dood en vader Lou typeert zijn dochter als destructief. Ook de verteller breekt af en toe in. Hij ziet toe op het wonderlijke stel: het ongrijpbare meisje en de falende man. ‘Helemaal weer als vroeger: de verliefde jongen die zijn meisje niet omhelst maar zich aan haar vastklampt.’

Thomése voert ons mee op de schoonheid van de taal met prachtige zinnen en mooie beelden. Daarvan valt van bladzijde tot bladzijde zeer te genieten, zoals in: ‘De glazen moteldeuren sissen alsof er iets leegloopt.’
Toch kiert er soms gekunsteldheid doorheen. Bij tijd en wijle is het teveel uitgesponnen en wordt er teveel herhaald. De lezer wordt moe van alle veronderstellingen, die in het hoofd van leugenaar Kiers omgaan. Na afloop vroeg ik me af of Thomése met opzet zo barok heeft geschreven om in de stijl van Ferron te blijven of dat al die uitweidingen, zoals bijvoorbeeld tijdens de tweede zelfmoordscène van Beertje, die hoorbaar steeds weer een pil inneemt, een gebrek aan inhoud moeten maskeren. Ik hou het maar op het eerste.


2 opmerkingen:

  1. Met Thomése ben ik eigenlijk wel klaar. Na drie romans mag ik dat wel zeggen. Net als de meeste Nederlandse schrijvers schrijft ook Thomése goed. Het ontbeert hem, en met hem de meeste andere schrijvers aan noodzaak. Zelfs engagement, Vladiwostok, komt niet verder dan goed geformuleerde nietszeggendheid. Vooral Thomése blijft steken in mooischrijverij, al moet gezegd dat zijn metaforen toepasselijk en ijzersterk zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Engagement en betrokkenheid, noodzaak zo u wilt, verkoopt niet meer in deze zakelijke en individualistische tijd. De schoorsteen moet roken. Dus dan alleen maar mooischrijven. Literatuur, weet u wel! Voor artifartireutelkonten. En verder kan iedereen naar de bliksem lopen.
    Mogelijk raken toekomstige schrijvers weer bezield.
    Groet.

    NB. Niet dat er niets belangrijks te schrijven valt. Natuurlijk wel. Maar je moet het wel willen.

    BeantwoordenVerwijderen