Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



woensdag 1 augustus 2012

Recensie: Grillroom Jeruzalem (2011), P.F.Thomése


Vrijblijvende ironie over een religieus sprookjesland

Op vijf vroege dagen in december 2010 reisde de schrijver P.F. Thomése op uitnodiging van de inmiddels opgeheven United Civilians for Peace (UCP) door Israël en de Palestijnse gebieden, waarin het Palestijns Gezag het - in theorie althans - voor het zeggen heeft.
Hij deed dit samen met de schrijvers Jan Siebelink, Rosita Steenbeek en priester Antoine Bodar. Nogal een bont gezelschap. Het is de vraag waarom Thomése op het verzoek is ingegaan. Zelf weet hij het niet goed. Het verbaasde hem dat hij werd uitgestuurd. Hij weet evenmin voor welk karretje hij gespannen wordt. ‘Wie gratis reist zal dit merken ook,’ zegt hij daar lijdzaam over.

Thomése schrijft ironisch over de reis. Hij is de enige in het kwartet die niks is, ‘zoals dat heet, en dat is niet veel in een omgeving waarin iedereen pretendeert iets te zijn.’
‘Het idee is dat wij een bezoek brengen aan Israël en de bezette gebieden en ons aldaar onder deskundige leiding op de hoogte stellen van de politieke situatie. Huh? Met deze gasten? We vormen, als we al iets vormen, een nogal ‘romantisch-decadent’ gezelschap, dat ongetwijfeld beter thuis is in Gustave Flauberts liederlijke en betoverende Voyage en Orient dan in de Akkoorden van Oslo en de resoluties van de Verenigde Naties inzake de autonomie van de Palestijnse gebieden.’
Hij is ergerlijk dat hij zich ook in politiek opzicht voordoet als een onwetende.
Of zou die openheid iets kunnen losmaken in een land - een sprookjesland der gelovigen zoals Thomése het noemt - waarin tegenstellingen, geholpen door het armzalige taalgebruik van de massamedia, onwrikbaar vastliggen?

Helaas is daarvan weinig te merken in dit verslag, dat hij in de eerste drie maanden van 2011 schreef. Het gezelschap reist in een auto van de VN en met een gids naar een Palestijns vluchtelingenkamp in Bethlehem en een joodse nederzetting in Hebron. Daarnaast komt men in (Oost-) Jeruzalem en in de Gazastrook. Ze worden gevolgd door een televisieploeg van de NCRV, die Thomése als een blok aan zijn been ervaart.

De gids in Bethlehem is een Palestijnse vrouw uit Gouda. Het vluchtelingenkamp stelde Thomése zich voor als een tentenkamp, maar bleek een vervuilde woonwijk zoals veel anderen. Ze stuiten op de kolossale muur die Thomése, net als het getto en het kamp, herinnert aan de tweede wereldoorlog die hier voortduurt. ‘Wat hier stilzwijgend wordt uitgeschreeuwd, in beton en in graffiti, in brandende autobanden en automatische geweren, is de universele semantiek van de ongelijkheid.’ Berooide Palestijnen versus machtige joden, die beiden hun best doen om als de grootste verliezer gezien te worden. Slachtoffers en daders houden elkaar in een houdgreep.

De joodse nederzetting die ze via een aparte, alleen voor joden ingestelde snelweg bereiken is schoon en proper. Thomése laat zich inpakken door de mythe van een minuscuul landje dat dapper doorzet in een zee van vijandige woestijnen. ‘Alleen tegen de rest van de wereld. En ik, vanachter het getinte glas van onze minibus, ben daar op dit moment gevoelig voor.’

De verhalen in Jerusulem en Gaza ademen dezelfde meligheid. In plaats van een flinke boeiende discussie met andere gezelschapsleden, blijft het bij sneren, bijvoorbeeld over Knielen voor een bed violen van Siebelink, dat Thomése een religieuze bekentenisroman noemt of over de uitbundigheid van Rosita Steenbeek, om van de speldenprikken naar Antoine Bodar nog maar te zwijgen. Thomése neemt daarbij ook zichzelf op weg naar de heiligdommen in Jeruzalem op de hak: de wijzen kwamen uit het oosten, de halve garen uit het westen.

Thomése bekent tenslotte dat hij geen man is voor dit soort ondernemingen. ‘Ik ben er pas wanneer ik erover na kan denken. Pas wanneer ik me van de wereld afgescheiden weet, kan ik gaan leven. Dan kunnen de wereld en ik naast elkaar bestaan. Anders zit ik er te dicht op, is er geen afstand en zie ik niets.’

 Maar al te graag zoekt hij, zoals hij dat noemt, in de ontzaglijke ruimte van de vrijheid de vrijblijvendheid weer op. Een protest tegen de nederzettingenpolitiek was op zijn plaats geweest. Ook voor iemand die gratis reist. Zelfs in een ingespannen karretje.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten