Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



woensdag 11 juni 2014

Maartens moestuin, tiendelige tuinserie, voorjaar 2014





Inspirerende mondelinge verhalen, net als zijn schriftelijke

Het is de vraag hoe deze fraaie tiendelige serie over tuinieren, die geënt lijkt op een Brits voorbeeld, te bespreken. De beelden die gedurende het tuinseizoen zijn geschoten, zijn van een romantische soort: Maarten ’t Hart met zijn beige tuinhoed op, harkend, schoffelend, rustig voor zijn tuinhuisje zittend, met een passend muziekje erachter.

Hetgeen ’t Hart ter sprake brengt is niet alleen voor een tuinder interessant maar ook voor een buitenstaander. Meteen al als hij over zijn sla spreekt, die hij graag weggeeft aan dames met wie hij zwemt, brengt hij hun oneerbare voorstellen ter sprake. Een andere man die hen gezegd had dat hij pas met tachtig zou gaan neuken, werd door de dames meteen aangesproken toen hij die leeftijd bereikt had. ’t Hart is een genoeglijk causeur en niet betweterig over zijn tuinierkunst. Als hij met leedwezen naar zielige plantjes kijkt, zegt hij dat hij eigenlijk niet geschikt is als tuinder. In het kort bespreek ik hieronder de onderwerpen van de tien afleveringen:

Rode kool met appel

In maart plant Maarten de rode koolplantjes die lang kunnen blijven staan, al zijn ze niet winterhard als prei, spruit- en boerenkool. Er tussen zet hij slaplantjes. Hij bekijkt in mei de bloesems van zijn hogestam fruitbomen zoals de rode sterappel, maar heeft vanwege zijn leeftijd inmiddels ook lagestam bomen. Ratten eten het kippenvoer, maar de haan jaagt ze weg. In juni zijn de rode kolen niet zo groot als die van zijn buurman, die ze flink bemest heeft, maar desondanks kan hij in oktober een mooie rauwkostsalade maken, over de waarde waarvan de inzichten wisselen.

Aardappel en selderieknol

Het onderwerp wordt wat uitgemolken, wellicht daarom dat Maarten ook met zijn melkemmertje naar de boer gaat om melk te halen. Het doet erg kneuterig aan. Maarten die aardappelen poot en ze later in het seizoen oogst. Hij is lyrisch over de selderieknollen die zowaar niet opgegeten zijn door de slakken en bereidt weer een maaltijd met stoofpeertjes toe, die niet te lekker mogen zijn, want dan eet hij teveel, zoals hij tot twee keer aan toe zegt.

Kapucijners en sperziebonen

Het bezwaar van de vorige aflevering herhaalt zich. Maarten bouwt een stelling van tonkinstokken voor de stoksperziebonen, die een grotere opbrengst geven dan stamsperziebonen. Hij legt ze in een bedje van compost - het toverwoord bij tuinieren - rond de stok. Sperziebonen vervelen nooit. Hij heeft er nooit genoeg van. Dat geldt niet voor kapucijners, die zich vast moeten hechten aan een hekwerk en die veel voedingswaarde hebben. In de zomer plukt hij de bonen. De zaden van dikke bonen zijn ook lekker. Die van overgeschoten bonen, de zogenaamde witte bonen, kunnen worden gebruikt als zaad voor het volgende seizoen. Maarten kookt de bonen en de peulvruchten en waarschuwt de kijker dat zijn vrouw Hanneke heeft gezegd dat hij eet als een beest. 

Wortel, ui en kool

Maarten koopt koolplantjes, plantuien en wortelzaad in een tuincentrum. Knoflook probeert hij niet meer, want dat is nooit gelukt. De winterwortel komt naast de ui om de wortelvlieg af te schrikken. Broccoli bevat veel vitamine C, als je die tenminste niet in de supermarkt koopt. Net als de Chinese kool, die geliefd is bij slakken, is die echter moeilijk te telen. Maarten zou een dochter van vijftien willen hebben om het onkruid tussen de wortels te wieden, want zijn vingers zijn er te groot voor. De uien doen het dit jaar niet goed. Hij begrijpt dat niet. De tuin stelt hem soms voor onoplosbare raadsels. De wortels zijn prima. ‘Niets lekkerder dan een worteltje,’ zegt Maarten, terwijl hij er een hap van neemt. Tijdens het maal gromt hij zelfs.

Bietjes en spitskool

Spitskool is gemakkelijker te telen dan bloemkool, die vaak te lijden krijgt van koolvoet. Het frappante is dat spitskolen altijd tegelijk groot zijn, onafhankelijk van het tijdstip waarop ze geplant worden. Hij bedekt de aarde rondom met blad om onkruid tegen te gaan, al biedt het wel een schuilplaats voor slakken en gaan merels erin wroeten. Hij giet strontwater over de plantjes. Hij heeft ook Romanesco bloemkolen, maar is tegen veredeling omdat de smaak daarmee verandert en de natuur dat zelf zoveel beter doet. Hij eet de spitskool rauw met rozijnen.
Maarten heeft nog wat oud Russisch bietenzaad maar zoveel heeft hij niet nodig. Voorweken is wel handig met die harde zaden. Als ze eenmaal oogstbaar zijn, bereidt hij ze het liefst in aluminiumfolie. De kleine bieten hebben het meeste smaak.
Rucola doet het vaak wel, maar bevat veel nitraat, al is het wel weer bloeddrukverlagend.
Hij ontdekt een mooi snel spinnetje en haalt een uitspraak van zijn vader aan dat een diertje schadelijker is naarmate het langzamer loopt, zoals een slak.

Spinazie en venkel

In een tuincentrum koopt Maarten vier venkelknollen. Hij zet ze thuis meteen onder water, want dat hebben ze vaak wel nodig. Hij laat later één knol staan voor de zaadvorming en gebruikt een ander voor een voorgerecht met grapefruit en zwarte kaviaar en daarover heen een sausje van gembersiroop, mosterd, mayonaise en yoghurt, waarmee respectievelijk de smaken zuur (venkel), bitter, zout en zoet (sausje) gecombineerd worden.
Hij koopt ook rabarber, dat hij zo heerlijk vindt, ondanks het oxaalzuur dat de botten ontkalkt.
Hij laat de zaden van de Nieuw-Zeelandse spinazie, die veel vitamine C en mineralen bevat, in warm water ontkiemen en zet ze in bakjes in de kas omdat ze warmteminnend zijn, zoals hij dat zo mooi archaïsch zegt. De plant vormt anders dan gewone spinazie het hele jaar bladeren, die je gewoon kunt afknippen. Hij bemest ze met koemest hoewel mensenmest nog beter zou zijn. Er gaat een verhaal over een tuinder die zijn planten met zijn eigen uitwerpselen bemestte. Hoewel niemand dat wist, vonden zijn goede producten gretig aftrek. Hij leest voor over spinazie dat hij als kind vies vond en Glippie noemde maar inmiddels de lekkerste groente vindt.

Tomaat en tuinkruiden

Omdat tomatenplanten duur zijn en men soms niet van de juiste soort meekrijgt, kweekt Maarten ze liever zelf op en wel in chocoladebakken die ik nog nooit gezien heb. Ze gedijen goed met oude koemest. Als de plantjes levensvatbaar zijn, doet hij ze in potjes en die gaan in de kas, aan een touwtje en met een bakje voor het water ernaast, want anders beschadigen de wortels. Tomaten zijn net zo lastig als vrouwen, zegt hij, maar goed tegen prostaatkanker. Later moet men dieven. Als men de dieven in potjes zet groeien ze vanzelf weer verder, zegt hij. Als ze hoog genoeg zijn moeten ze getopt worden om de groei ten goede te laten komen aan de vruchten.

Hoewel de ouders van Maarten niet aan kruiden deden en hij daar dus weinig ervaring mee heeft, zet hij peterselie (lastig te kweken) rozemarijn (plantje) en bonenkruid (zaad) onder oude doucheschermen. Munt gaat in een bak om omdat die woekert.

Tuinboon en erwt

Tuinbonen doet het altijd, al moet men uitkijken voor de houtduif die de jonge plantjes ook heel lekker vindt en de veenmol die graag zijn scharen in de wortels zet. Het is een inheems gewas dat getopt moet worden om luis te vermijden. Planten die desondanks luizen krijgen moeten verwijderd en het liefst verbrand. De jonge boontjes zijn ook rauw lekker. Oude bonen kunnen gebruikt worden voor zaad. Ze kunnen ook dubbel gedopt worden, zoals men in de Marokkaanse keuken doet. Soms is er zelfs een tweede bloei.

Maarten plant erwtjes in maart. Ook deze worden graag door vogels opgegeten. De erwtjes vormen peulen. Als ze dik genoeg zijn kunnen ze geoogst. Ook de erwtjes zijn rauw te eten, maar nog lekkerder in een omelet met kruiden.

Courgette en snijbiet

Courgette is gemakkelijk te kweken. Men zet een zaadje in een bakje en wacht tot het een plantje wordt. Voor men dat in de aarde zet, na de ijsheiligen, laat men het twee dagen afharden. Strontwater doet het goed voor de groei. De mannelijke bloemen, zonder vruchtbeginsel, kan men frituren, de vrouwelijke zitten aan de vrucht. Oude courgettes kunnen weer gebruikt worden voor zaad. De natuur is spilziek.

Snijbiet is een ondergeschoven kindje onder de groenten. Het lijkt op spinazie en stelt niet veel eisen. Het zaad bestaat uit rode bolletjes. Men kan het blad knippen, maar het verlept snel dus men kan het niet lang bewaren. Om te koken heeft men veel nodig. Het bevat veel vitamine C en mineralen. Maarten gebruikt het in een groentetaart, omdat het wat bitter zou zijn, maar dat heb ik nooit gemerkt. Hij vindt overigens zijn taart niet lekker, maar wel voedzaam, deze onverbeterlijke calvinist.  

Spruit en prei

Vanwege de nattigheid zet Maarten de spruitenplantjes op terpjes. Na de langste dag doet de natuur het niet zo goed meer. De kracht is dan weg. Spruitkool is de ideale groente, zegt Maarten, maar men moet die niet te lang koken, liever roerbakken of met rijstolie in de magnetron, hoewel hij dat laatste met tegenzin doet. Helaas bleken de uitgezette plantjes geen spruit- maar spitskool. Hij haalt die weg om doorschieten te voorkomen en zet nieuwe spruitenplantjes uit het tuincentrum in bemeste tuinaarde. Strontwater is weer heerlijk.
Helaas aten de slakken en rupsen van de spruitenplanten waardoor de spruiten klein bleven.

De teelt van prei is ingewikkeld. Zelf zaaien en uitplanten is niet zo gemakkelijk. Maarten koopt preiplantjes in een tuincentrum. Met een stok maakt hij een gat van 15 centimeter diepte en zet daarin de plantjes, 25 centimeter uiteen. Daarna moet men er niets meer aan doen. Het plantje vult zelf de leegte op. Prei is vorstbestendig. Een doorgeschoten prei vormt een nieuwe bloem met een harde stengel binnenin.

Hiermee kwam er een einde aan een uniek Nederlands tuinprogramma. Wat mij betreft had Van ’t Hart nog wel meer mogen voorlezen, want dat alleen eten oogde zo alleen. Ben benieuwd wat de toegestuurde tomatenplantjes, de Zückertraube, een leuke geste van de VPRO deze zomer doen.

2 opmerkingen:

  1. Tis een hele toffe serie geweest, die moestuin van Maarten. Wat me wel wat tegenviel, of wat ik althans niet verwacht had, is dat Maarten best veel groenten gewoon kant en klaar koopt om te poten. Had meer verwacht dat hij alles zelf op zou kweken.

    Leuk blog heb je trouwens! Je kan nu je blog legaal 'spammen' op mijn blog 'De Boon in de Tuin'.

    Groetjes,
    Kees

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dat laatste heb ik net gedaan, Kees. Inderdaad was het verbazend dat hij vaak in een tuincentrum te vinden was. Dat heb ik dus laatst ook maar eens gedaan en meteen een hele serie sla plantjes en wat prei meegenomen. Ik vond het leuke van Maarten dat hij niet zo'n betweter is, maar zich blijft verwonderen. Dat lijkt me een goede instelling als tuinder.

    BeantwoordenVerwijderen