Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



dinsdag 10 oktober 2017

Recensie: Berlijnse jeugd (1974), Walter Benjamin


Beschouwelijke terugblikken op de hoofdstad  van Duitsland

De documentaire One way street: fragments for Walter Benjamin (1992) zette mij op het spoor om meer van deze Duitse filosoof te lezen buiten de essays in Kinderen, jeugd en opvoeding die ik in de jaren tachtig las. Ik begin met Berlijnse jeugd oorspronkelijk verschenen bij Suhrkamp in 1950 en vertaald door Hans Hom, om een indruk te krijgen van de jeugdjaren die Benjamin in Berlijn meemaakte, een stad op de grens tussen negentiende een twintigste eeuw die hij, zoals Adorno in zijn Nawoord schrijft, nooit helemaal kon loslaten. De korte stukjes met herinneringen aan de stad, die Benjamin soms ook naar kranten stuurde, schreef hij volgens dezelfde Adorno in de laatste vijftien jaar van zijn leven, dat tragisch op zijn veertigste in 1940 eindigde.

Inhoudelijk bespreekt Benjamin veel onderwerpen die elk mens dat al enige tijd op deze aarde rondloopt, van zijn jeugd herinnert zoals een naaikistje van zijn moeder, de warrige achterzijde van gestopte sokken en de telefoon die niet in de huiskamer stond, maar Benjamin deelt ook nog de lessenaar die hij kreeg vanwege zijn slechte ogen of het gebruik van het leeskistje dat net als leren lopen nooit meer zo intens wordt. Het grote huis, waarin het welgestelde gezin woonde, bood genoeg plekjes om in te schuilen, maar daarnaast zoekt Benjamin het avontuur ook in de wijk  di hem omringt, waarin een markthal met een overvloed aan levensmiddelen en ijsbaan met muziek, die weemoedig stemt.  

Hij begint met een tocht door de stad die hij dertig jaar later weer terug ziet wen aarin hij het liefst verdwaalt omdat dat zijn waarnemingsvermogen scherpt. Daar waren de dierentuin, het Keizerpanorama met beelden uit verre landen en de parade op de Sedandag, wanneer de oorlog tegen Frankrijk herdacht werd. De gewaarwordingen zijn sterk, waaronder bijvoorbeeld het geluid van het kloppen van kleden. Veel plot kennen de stukjes niet, behalve dan misschien Kasten dat eindigt met de vrees dat de gasten van de familie net zo eenvormig zijn als het bestek in het buffet. 

Het is opvallend dat broertje Georg en zijn zusje Dora niet genoemd en zijn vader mondjesmaat, bijvoorbeeld in een stukje waarin de vader de dood van een neef meldt, maar verzwijgt dat hij aan syfilis overleden is. Zijn moeder neemt meer plaats in. Zij nam zijn opvoeding ter hand waaraan hij soms probeert te ontsnappen. Hij vertelt van zijn verzet als hij volgens haar slenterde en pruttelde tijdens het boodschappen doen en voelde dan de behoefte om een hoer aan te spreken, hetgeen in werkelijkheid natuurlijk niet gebeurde, tenminste op die leeftijd niet. Liever schrijft hij over een meisje in wier ban hij is. Deze Louise van Landau komt zelfs in twee stukjes  voor, de tweede keer echter omdat er een dode in haar familie te betreuren is.

Stilistisch is Berlijnse jeugd geen eenvoudige kost, vooral niet voor een lezer die redelijk onbekend is met de stad. Ik dwaalde gauw af door de zinnen die gedragen van toon zijn en nogal gekunsteld aandoen. In een stukje over prentbriefkaarten dat ook verwijst naar de verzamelingen die Benjamin graag aanlegde, ontdekt hij een handtekening van een vroegere onderwijzeres. De letters duiden op deugdzame eigenschappen, waarna Benjamin besluit met de zin: ‘Zo zou deze handtekening als hij net als de semitische alleen uit consonanten bestaan had, niet alleen de zetel van kalligrafische volmaaktheid, maar ook de wortel van alle deugden zijn geweest. ’ Ik moest de zin meerdere keren lezen om te begrijpen wat Benjamin bedoelde en zo verging het mij vaker.  

Een stukje over zijn seksueel ontwaken door een verlokking op het Joodse nieuwjaar was daarentegen helder en spannend. ’Er werd me voor deze feestdag een verre bloedverwant aanbevolen, die ik zou gaan afhalen. Maar of ik nu zijn adres had vergeten, of dat ik de weg in de buurt niet kon vinden – het werd steeds later en mijn dooltocht steeds uitzichtlozer.’ Benjamin besluit daarop de dienst in de synagoge maar te laten voor wat ie is en zijn aandacht te richten op een, wat hij noemt, een tweede golf van volkomen gewetenloosheid. Dit betreft nog niet eens een actie maar slechts een idee over ‘het verlokkende van de straat, die me hier voor de eerste maal een vermoeden gaf van de diensten die ze de volwassen driften zou gaan aanbieden.’ Waarmee we weer terug zijn bij de hoer die hij eerder wilde aanspreken. Hoewel de taal nog steeds omwonden klinkt, komt hier wel in ieder geval wel een initiatief naar voren dat in veel stukjes ontbreekt, waardoor de bundel dan ook gedateerd aandoet. Mogelijk dat de terugblik vanaf een later moment tot meer beschouwing leidde.   

Hier mijn bespreking van One way street: fragments for Walter Benjamin. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten