Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



zondag 1 april 2018

Recensie: Engelen in regenjas (2009), Roel Bentz van den Berg


Pleidooi voor meer opmerkzaamheid van het andere in het leven

In zijn roman Het naderen van een brug (2016) probeert Roel Bentz van den Berg de kloof tussen de materiële en de geestelijke wereld te verkleinen en wel door de dood integraal te betrekken bij het leven. In zijn essaybundel Engelen in regenjas, dat zeven jaar eerder het licht zag, leverde hij daarvoor de grondstof.

Het titelverhaal waarmee de bundel begint doet meteen denken aan de engel die in de film Himmel über Berlin van Wim Wenders over de stad Berlijn kijkt en het gekrioel van de mensen onder hem waarneemt. Bruno Ganz die de rol van de engel speelt, is gekleed in een oude regenjas en dat blijkt ook de ware uitdossing van een engel. Zelf heeft Bentz van den Berg wel eens het voorrecht gehad om zo’n engel tegen te komen. Hij vertelt dat hij eens op zestienjarige leeftijd de straat wilde oversteken en door een hand werd tegen gehouden net voor een voorbij snellende tramhalte hem kon grijpen. Hij kan de man nog gedetailleerd beschrijven:

Hij droeg een licht versleten, te ruim vallend grijs colbert met daaronder een trui met een gerafelde v-hals en een niet echt schoon te noemen overhemd met open boord. Over zijn linkerarm had hij een verfomfaaide beige regenjas gevouwen.’

Zo’n engel kan volgen Bentz van den Berg slechts getuigen van het leven en daarop verder geen invloed uitoefenen, al kan die soms wel zorgen voor een wending ten goede. De ervaring dat hij geleid wordt heeft hem nooit heeft verlaten, net zoals katholieken geloven dat hun bewaarengel hen tegen ongelukken beschermt. Bentz van den Berg ziet het werkterrein van de engelen op straat, waar als men goed kijkt de poëzie op straat ligt. Hij spreekt van de vallei waarin deze en gene wereld tegen elkaar aan rollen, de momenten waarop de werkelijkheid zichzelf overstijgt en onze ziel even vleugels krijgt. ‘Kleiner dan de punt van de naald, maar je kunt er wel op dansen,’ zoals het motto van het boek naar Tom Robbins al aangeeft.

De verdere essays zijn uitwerkingen van dit uitgangspunt en worden geïllustreerd aan de hand van films als Caché, Gabrielle en 5x2, fotografen als Annie Leibovitz en Richard Avedon, musici als Solomon Burke en Bob Dylan en natuurlijk het theater waarmee zijn ouders hun brood verdienden. Hij verwijst eerder al naar jazzdrummer Max Roach die vooral naar de stilte in het hart van de melodie luisterde en naar de vermaarde violist Stern die een leerlinge een lied liet zingen om haar bewust te maken van het gevoel dat ze op de viool diende over te brengen. ‘Kunst die echt iets voorstelt begint bij een opdracht, al dan niet van hogerhand. (…) Voor hen zit er niets anders op dan te blijven oefenen op de grote goocheltruc die daarachter zit: om steeds weer, solo na solo, drummend, schilderend, schrijvend, konijnen uit de hoge hoed van het niets te trekken – en net zolang te blijven bellen tot ze God zelf aan de telefoon krijgen.’

De beschouwingen verwijzen naar een dichotoom wereldbeeld dat is opgedeeld in denkende ikken en dode materie waardoor het verbindende element, de ervaring van de elementaire verbondenheid, ontbreekt en waarin de term ziel alleen gebruikt wordt in het rijk van de kunst de religie of de behandelkamer van de psychiater. Onze object subject scheiding brengt ons niet verder. ’De grap is dat we niet op allerlei huwelijkse voorwaarden maar in gemeenschap van goederen getrouwd zijn met de wereld, en dus met alles erop en eraan.’

Vandaar ook zijn pleidooi voor een gelijkstelling dier en mens die gemeenschappelijke dierlijke grond hebben. ‘Naarmate we daar beter in worden, naarmate we een betere verstandhouding krijgen met de dieren van onze verbeelding, worden we zelf ook meer dierlijker. Niet beestachtiger, integendeel, maar straatslimmer, intuïtiever, opener, alerter, spitser, scherper van neus en blik en gehoor.’  

Aandacht schenkt hij aan het menselijk gezicht als uitdrukking van de ziel en dus steeds verandert als werk dat in uitvoering is, zoals fotograaf Avedon laat zien. Zijn moeder had zo’n scherpe blik dat ze geen goed actrice was maar wel zichzelf kon inbeelding in haar personages en hem daardoor leerde hem innerlijk en uiterlijk met elkaar verweven zijn. ‘Binnen is buiten en buiten is binnen De ziel is een klapdeur die altijd tegelijk naar binnen en naar buiten toe opengaat.’

Tussendoor lezen we een nog paar mooie verhalen, onder andere over oudere mevrouw die aanbelt bij een huis waar hij op past en hem vertelt over ene Hilbert die haar leven tijdens een feestje in dat huis kapot gemaakt had. Er is ook een verhaal over brieven gericht aan zijn jeugdliefde Marianne, die hij na een verhuizing retour kreeg met de opmerking dat ze in een klooster was gegaan hetgeen de tot beschouwing leidt over de verhouding tussen geest en ziel, waarmee hij terugkeert naar zijn pleidooi voor meer ziel in het alledaagse bestaan. Eerder in zijn boek waarschuwde Bentz van den Berg voor een samenleving waar de robot alles straks voor het zeggen heeft, maar ik vrees dat de mensheid inmiddels al zodanig door automatismen bedreigd wordt, dat een tegenwicht in de vorm van een sterker zielenleven hard nodig is.

Hier mijn bespreking van Het naderen van een brug.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten